Tramlijnen in Aalst en Erpe-Mere
#STrOOM
#STrOOM neemt je mee naar originele erfgoedlocaties langs Dender en spoor.
Ontdek het verhaal van de schiptrekkers van Denderleeuw, de luciferindustrie van Ninove, de Aalsterse textielnijverheid, en de spoorverhalen uit Lede en Erpe-Mere!
Tramlijnen in Aalst en Erpe-Mere
Net zoals vandaag was Aalst ook begin twintigste eeuw een knooppunt voor het openbaar vervoer. Er waren de treinverbindingen naar Brussel, Gent en Ninove. Maar ook de tram was geen onbekende voor de gemiddelde Aalstenaar. Zo was er tussen 1904 en 1962 lijn 385 die Oordegem met Aalst en Asse verbond.
Lokaal openbaar vervoer
Eind negentiende eeuw besliste de Belgische Regering aanzienlijk te investeren in lokaal openbaar vervoer. Op 17 mei 1896 meldde de Denderbode al dat er snel werk zou gemaakt worden van de tramlijn Oordegem-Aalst-Asse, maar de ontwikkeling van een tramlijn in Aalst kende een moeilijke start.
Zo moest er geld worden samengebracht door twee provincies (Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant), maar verliep ook het uittekenen van de doortocht door Aalst niet zonder slag of stoot.
Uiteindelijk werd ervoor geopteerd om de tram te laten vertrekken op de Boudewijnkaai (huidige Pierre Corneliskaai). Richting Oordegem liep het traject langs de Meuleschettekapel naar de Vijfhuizen, de Halfbunder in Erondegem, Papegem (Vlierzele) en Oordegem Dorp. De terminus was Oordegem statie. Vandaar kon je een andere tram nemen richting Wetteren. De eerste tram tussen Aalst en Oordegem reed op 1 mei 1904. Langsheen het traject, werd uitbundig feest gevierd bij de eerste rit, zo blijkt uit de krant van toen.
Richting Asse liep het traject van de Boudewijnkaai over de Sint-Annabrug en de Dam opnieuw de Dender over via de Zeebergbrug naar Overhamme en zo naar Erembodegem Ronsevaal en vervolgens naar Hekelgem, waar het de grens met de provincie Vlaams-Brabant overstak. Op 1 februari 1905 werd het deel tussen Aalst en Asse in gebruik genomen.
Naar Brussel
In 1911 waren er al plannen om de lijn te elektrificeren, maar de Eerste Wereldoorlog gooide roet in het eten. Begin de jaren ’20 wilde de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen graag de lijn heropenen – deze lijn was immers erg rendabel -, maar het zou duren tot 1934 alvorens ze hiervoor toestemming kreeg. Voorwaarde was dat het baanvak Aalst-Oordegem niet zou worden geëlektrificeerd. Drie jaar later, op 25 juli 1937, reed de eerste elektrische tram tussen Asse en Aalst. Bovendien werd de lijn toen ook doorgetrokken van Asse naar Brussel, zodat pendelaars niet langer hoefden over te stappen op de trein.
Het doortrekken van de tram tot de hoofdstad zorgde voor een aanzienlijke stijging van het aantal gebruikers van de tramlijn. De lijn was vooral populair bij werknemers die een job hadden in de hoofdstad of kooplui die hun (landbouw)producten aan de man brachten.
Begin de jaren ’60 moest de tram echter steeds vaker plaats ruimen voor de autobus. De Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen bevroeg de stad Aalst hierover, dat eind 1961 instemde met een reorganisatie van het reizigersvervoer op het traject Brussel-Asse-Aalst-Oordegem. Op 11 oktober 1962 reed de laatste tram tussen Aalst en Hekelgem. Tussen Hekelgem en Brussel bleef de tram nog rijden tot 26 juni 1970.
Tekst: Bart Merckaert
Bronnen:
Denderbode, 17 mei 1896
Denderbode, 8 mei 1904
De Gazet van Aalst, 30 december 1961
https://nl.wikipedia.org/wiki/Buurtspoorwegen_van_de_provincie_Oost-Vlaanderen
Instappen aub. Honderd jaar buurtspoorwegen in België, Robert Boogaerts, Antwerpen : De Nederlandsche Boekhandel, 1985 (bibliotheek Aalst)
Werkforensen... : zij die zich per trein, tram, bus, of fiets naar hun werk begeven, Chr. De Bruycker, 1951, ABVV (stadsarchief)
Afbeeldingen: www.madeinaalst.be
Afbeelding voorpagina: Collectie Heemkundige Kring Erpe-Mere